De grootste kennisbank van het HBO

Inspiratie op jouw vakgebied

Vrij toegankelijk

Terug naar zoekresultatenDeel deze publicatie

De wet BIBOB. Een onderzoek naar de argumenten die een vergunninghouder kan aanvoeren in een rechterlijke procedure over de intrekking of weigering van een bouwvergunning.

Rechten: Alle rechten voorbehouden

De wet BIBOB. Een onderzoek naar de argumenten die een vergunninghouder kan aanvoeren in een rechterlijke procedure over de intrekking of weigering van een bouwvergunning.

Rechten: Alle rechten voorbehouden

Samenvatting

De Wet BIBOB
De Wet BIBOB zorgt ervoor dat bestuursorganen bevoegd worden en een instrument krijgen om een inschatting te maken van het risico dat een aanvrager een vergunning gaat gebruiken voor het plegen van strafbare feiten. Het bestuursorgaan mag op grond van artikel 3 van de Wet BIBOB de vergunning weigeren of intrekken indien ernstig gevaar bestaat dat deze mede zal worden gebruikt om voordelen uit strafbare feiten te benutten, strafbare feiten te plegen of er een redelijk vermoeden is dat ter verkrijging van de beschikking een strafbaar feit is gepleegd.

Procedure tot het intrekken c.q. weigeren van een vergunning
De procedure die het bestuursorgaan moet volgen bestaat uit drie fasen:
1. Voorafgaand aan het vragen van een BIBOB-advies. Het bestuursorgaan maakt een afweging of zij advies vraagt aan het Bureau BIBOB. Dit doet zij indien zij niet zelf over voldoende aanwijzingen/bewijs beschikt dat sprake is van ’gevaar’.
2. Aanvragen van het BIBOB-advies. Het bestuursorgaan beslist of zij een advies van het Bureau BIBOB wenst te vragen. Is dat het geval, dan deelt zij dit mee aan de aanvrager.
3. Na ontvangst van het BIBOB-advies c.q. het nemen van een besluit. Het bestuursorgaan moet controleren of het advies van het Bureau BIBOB zorgvuldig tot stand is gekomen. Het bestuursorgaan beslist of zij het advies van het Bureau BIBOB wenst te volgen. Daarna neemt zij vervolgens een besluit tot het intrekken of weigeren van de vergunning.

Criteria tot het doen van een adviesaanvraag bij het Bureau BIBOB
Bestuursorganen hebben in principe de vrijheid te bepalen in welke gevallen zij advies vragen aan het Bureau BIBOB. De gemeente Amsterdam heeft een beleidsregel voor het doen van een adviesaanvraag bij het Bureau BIBOB betreffende de aanvraag van een reguliere bouwvergunning. Bij de aanvraag van een bouwvergunning door een bouw- en vastgoedbedrijf is altijd een advies bij het Bureau BIBOB op grond van de beleidslijn vereist.
De rechter kan toetsen of de aanvraag rechtmatig is gedaan. Uit de jurisprudentie blijkt dat als er ‘verdachte’ feiten uit het onderzoek komen, dat het advies dan niet onterecht is aangevraagd. Er is één zaak geweest waarin de rechter bepaalde dat een enkel signaal van strafbare feiten niet voldoende is om een advies van het Bureau BIBOB aan te vragen.

Weigerings- en intrekkingsgronden
Op grond van artikel 3 lid 1 van de Wet BIBOB kan een bestuursorgaan een aangevraagde beschikking weigeren of intrekken, indien ernstig gevaar bestaat dat deze mede zal worden gebruikt om voordelen uit strafbare feiten te benutten of strafbare feiten te plegen. De mate van gevaar wordt, gelet op artikel 3 lid 3 van de Wet BIBOB, vastgesteld op basis van een aantal cumulatieve bestanddelen. Ten eerste feiten en omstandigheden die erop wijzen of die redelijkerwijs doen vermoeden dat de betrokkene in relatie staat tot strafbare feiten. Ten tweede in geval van vermoeden, de ernst daarvan. Ten derde de aard van de relatie en tot slot het aantal van de gepleegde strafbare feiten of de grootte van de verkregen of te verkrijgen voordelen. Artikel 3 van de Wet BIBOB geeft aanwijzingen voor de wijze waarop het gevaar moet worden vastgesteld. Er behoeft geen sprake te zijn van (onherroepelijke) veroordelingen of van feiten die in georganiseerd verband zijn gepleegd of van zware criminaliteit. Op basis van de hierboven genoemde factoren dient het bestuursorgaan een inschatting te maken van het gevaar voor het begaan van strafbare feite waarop zij de vergunning kan intrekken of weigeren.

Algemene beginselen van behoorlijk bestuur
Het is voor een bestuursorgaan niet verplicht om in de motivering van het uiteindelijke besluit het al dan niet toepassen van de BIBOB-toets te vermelden. Het ontbreken van een dergelijke overweging biedt echter wel ruimte voor derden om bezwaar te maken tegen het desbetreffende besluit vanwege strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel. Op grond van artikel 3:46 van de Awb moet een besluit berusten op een deugdelijke motivering. Dit houdt in dat er sprake moet zijn van een juiste vaststelling van feiten en dat op grond van die feiten ook daadwerkelijk die beslissing genomen had mogen worden. Het bestuursorgaan mag, de vergunning weigeren of verlenen, wat het Bureau BIBOB dan ook in die situatie adviseert. Het bestuursorgaan moet controleren of het advies van het Bureau BIBOB zorgvuldig tot stand is gekomen. Indien het BIBOB-advies namelijk zonder meer door het bestuursorgaan wordt gevolgd, zullen eventuele gebreken van dat advies automatisch 'kleven' aan het daarop gebaseerde besluit. De feiten moet de conclusie van het advies kunnen dragen. Als het Bureau BIBOB op een andere dan de in de wet neergelegde wijze informatie heeft verzameld, moet Bureau BIBOB extra zorgvuldig zijn. Het is het Bureau bijvoorbeeld niet toegestaan mondelinge informatie te gebruiken die in de vorm van 'tips' is binnengekomen.

Proportionaliteitsvereiste
Als is vastgesteld dat er een ernstig gevaar bestaat voor misbruik van de vergunning voor criminele doeleinden, moet worden vastgesteld of het gevaar zodanig ernstig is dat een weigering aangewezen is, het proportionaliteitsvereiste. Een weigering of intrekking moet dus proportioneel zijn ten opzichte van de mate van het gevaar en de ernst van de strafbare feiten. Er moet sprake zijn van strafbare feiten die relevant zijn voor de activiteiten die kunnen worden ontplooid bij het gebruik van de vergunning. Bij de beoordeling van de evenredigheid van de intrekking moet de ernst van de feiten worden betrokken waarom het gaat. De Wet BIBOB is een aanvullende mogelijkheid en het bestuursorgaan dient op grond van de proportionaliteit in beginsel dan ook uitsluitend gebruik hiervan te maken, indien een beschikking niet op andere gronden en met gebruik van minder in de persoonlijke levenssfeer binnendringende instrumenten kan worden geweigerd of ingetrokken.

Onschuldpresumptie
Volgens de Memorie van Toelichting bij de Wet BIBOB moeten er concrete indicaties zijn gevonden voor betrokkenheid bij strafbare feiten. De Memorie vermeldt dat de bewerking dat de Wet BIBOB in dit verband ‘op gespannen voet staat met de presumptie van onschuld die in artikel 6 lid 2 van het EVRM is verankerd’. De Memorie vermeldt vervolgens dat dit artikel alleen geldt voor strafrechtelijke of daarmee vergelijkbare procedures, waarin een ieder voor onschuldig wordt gehouden totdat zijn schuld op de daarvoor door de wet voorgeschreven wijze is komen vast te staan. Volgens de Memorie valt het BIBOB-instrumentarium buiten dat kader. Het BIBOB-advies en de daarop te gronden beslissing van het bestuursorgaan strekken er namelijk niet toe de schuld van iemand aan een strafbaar feit vast te stellen. Naast lagere rechtspraak heeft de ABRvS in 2006 bepaalt dat geen sprake was van een EVRM-schending aangezien er geen sprake is van een criminal charge. Zij heeft daarbij dus aansluiting gezocht bij de bedoeling van de wetgever. Het EHRM beoordeelt of in een concrete zaak sprake is van een criminal charge. Het etiket dat de nationale wetgever op de maatregel heeft geplakt, is daarbij niet beslissend. Evenmin is hier beslissend dat de nationale wetgever een bepaalde maatregel niet punitief heeft bedoeld. De wijze waarop het nationale recht een bepaalde procedure kwalificeert is ook niet doorslaggevend over de vraag of artikel 6 lid 2 EVRM van toepassing is.

Toon meer
OrganisatieHogeschool Utrecht
OpleidingIvR HBO Rechten
AfdelingRecht
Datum2009-03-02
TypeBachelor
TaalNederlands

Op de HBO Kennisbank vind je publicaties van 26 hogescholen

De grootste kennisbank van het HBO

Inspiratie op jouw vakgebied

Vrij toegankelijk