Samenvatting

Vraagstelling: Er zijn verschillende cycloplegica beschikbaar en tevens combinaties van cycloplegica mogelijk, om een goede cycloplegie te bereiken. Binnen de orthoptische praktijk zijn er veel verschillende meningen over het gebruik van cycloplegica. Hierdoor rijst de vraag wat het verschil is in effect en cycloplegische werking van atropine, cyclopentolaat en tropicamide bij kinderen van 0 tot 18 jaar.
Methode van onderzoek: Literatuuronderzoek. De artikelen moeten Nederlands- of Engelstalig zijn en gepubliceerd zijn na 1970. De doelgroep die is aangehouden zijn kinderen in de leeftijd van 0-18 jaar. Er worden geen artikelen gebruikt die vertaalt zijn naar het Engels of Nederlands.
Resultaten: Als gekeken wordt naar de vergelijking tussen atropine en cyclopentolaat, blijkt atropine een lagere restaccommodatie te geven dan cyclopentolaat (variërend in de verschillende onderzoeken tussen 0,38 dioptrie en 0,59 dioptrie (p<0.001)). Tevens blijkt atropine een significant (p<0.01) hogere hypermetropie van 0,34-0,40 dioptrie te geven dan cyclopentolaat. Cyclopentolaat geeft daarentegen 0,47 dioptrie minder restaccommodatie dan tropicamide wanneer gemeten wordt met een objectieve methode (p<0.013). Bij gebruik van een subjectieve methode is het verschil niet significant (p=0.08). Over het verschil in refractiewaarden tussen cyclopentolaat en tropicamide zijn verschillende meningen. De combinatie cyclopentolaat en tropicamide blijkt effectiever te zijn dan alleen cyclopentolaat of de combinatie tropicamide en fenylefrine. Bijwerkingen worden zelden gezien in de orthoptische praktijk.
Conclusie: Atropine geeft een significant hogere hypermetropie dan cyclopentolaat, en cyclopentolaat een significant, maar klinisch onbelangrijk, hogere hypermetropie dan tropicamide. Bijwerkingen komen zelden voor bij de gebruikte cycloplegica en zijn medisch aanvaardbaar.