Effectief en motiverend leesonderwijs in het Cluster 4- onderwijs
Effectief en motiverend leesonderwijs in het Cluster 4- onderwijs
Samenvatting
Op mijn werk, een Cluster 4- school voor autistisch leerlingen, loop ik ertegenaan dat de leerlingen uit mijn klas onvoldoende vooruit gaan op het gebied van technisch lezen. Het onderzoek is uitgevoerd in klas SO 1 op het Nautilus College afdeling SO te Almere. De klas bestaat uit 10 leerlingen, variërend in de leeftijd van 7 tot 11 jaar. Alle leerlingen hebben een stoornis binnen het autistisch spectrum. Het zelfstandig werken met de methode Leeslijn, is moeilijk en de niveau verschillen zijn groot, van Avi E3 tot Avi uit. Ik kom weinig tot niet toe aan het geven van instructie. Het leesonderwijs moet voldoende kwaliteit hebben, omdat een goede leesvaardigheid een voorwaarde is voor succes in de school, de huidige en toekomstige samenleving (Vernooij, 2007). De onderzoeksvraag die hieruit voort komt is: Ik wil weten op welke manier ik ervoor kan zorgen het leesonderwijs in het cluster 4 onderwijs zo kan vormgeven dat het voor alle leerlingen effectief en motiverend is.
Om dit te onderzoeken heb ik een viertal deelvragen opgesteld. Bij deelvraag één, wil ik gaan onderzoeken hoe er op dit moment gewerkt wordt aan het leesonderwijs, of er belemmerende en bevorderende factoren zijn en wat de wensen van leerkrachten en leerlingen zijn. Bij deelvraag twee wil ik te weten komen wat het leesniveau van de leerlingen is op dit moment. Bij deelvraag drie zal ik gaan kijken naar wat er nodig is om effectief leesonderwijs te geven aan Cluster 4- leerlingen. Tot slot ga ik bij deelvraag vier onderzoeken hoe ik het leesonderwijs zo kan versterken dat het motiverend is voor Cluster 4- leerlingen.
In mijn theoretisch kader zal ik in hoofdstuk één ingaan op de kenmerken van het Cluster 4- onderwijs en de leerlingen die dit onderwijs volgen. Daarna ga ik in hoofdstuk twee kijken wat de kenmerken zijn van effectief leesonderwijs, ook in het Cluster 4- onderwijs. Daarna zal ik, in hoofdstuk drie, ingaan op wat motiverend leesonderwijs is en hoe je leerlingen meer gemotiveerd kunt krijgen om te gaan lezen, ook voor leerlingen binnen het Cluster 4- onderwijs. Vervolgens neem ik de methode die wordt gebruikt op deze school onder de loep, dit is de Leeslijn. Tot slot bekijk ik, in hoofdstuk vijf een tweetal leesprojecten genaamd: LIST en SLIM.
Om deelvraag één te beantwoorden heb ik verschillende onderzoeksinstrumenten ingezet om de betrouwbaarheid en validiteit beter te waarborgen. Ik heb twee enquêtes gemaakt, één voor de leerlingen en één voor de leerkrachten. Daarnaast heb ik drie leeslessen geobserveerd. Ik analyseer dit op een kwantitatieve manier.
De resultaten bij deelvraag één laten zien dat er op dit moment zowel door leerlingen en leerkrachten wordt aangegeven dat er niet naar tevredenheid wordt gewerkt ten aanzien van het leesonderwijs. De leerlingen werken veelal zelfstandig werken en er wordt niet of nauwelijks instructie gegeven, iets dat leerlingen wel graag willen krijgen evenals voldoende tijd en een stille klas. De leerkrachten houden wel rekening met de specifieke doelgroep, door de leerlingen meer tijd te geven, veel opdrachten te geven met dezelfde structuur, de leerlingen veel alleen te laten werken en door opdrachten over te slaan die voor Cluster 4- leerlingen en het doel dat gesteld wordt niet relevant zijn.
Uit dit onderzoek kan ik concluderen dat zowel de leerkrachten als de leerlingen op dit moment niet tevreden zijn met de manier waarop er invulling wordt gegeven aan het leesonderwijs.
Om antwoord te krijgen op deelvraag twee heb ik bij de leerlingen de Avi- en DMT toets afgenomen, beide gevalideerde instrumenten ontwikkeld door het Cito.
Dit om inzicht te krijgen in het niveau van het technisch lezen. Wederom analyseer ik deze deelvraag op een kwantitatieve manier.
Uit deelvraag twee blijkt dat bijna de helft van de leerlingen een achterstand hebben op het gebied van technisch lezen, sommigen zelfs drie jaar. Sommige leerlingen hebben helemaal geen achterstand.
Om deelvraag drie te kunnen beantwoorden heb ik wederom gebruik gemaakt van de enquêtes voor leerlingen en leerkrachten, evenals bij deelvraag een. Ook deze gegevens analyseer ik op een kwantitatieve manier.
Uit de resultaten van deelvraag drie blijkt dat de leerkrachten zich op dit moment houden aan drie van de zes kenmerken voor effectief leesonderwijs (Vernooij, 2007).
Vernooij (2007), De With (2009) en Kaskens (2010) stellen dat effectief leesonderwijs aan zes kenmerken moet voldoen. Dit blijkt op deze school niet het geval te zijn, ze voldoen aan drie van de zes kenmerken. Smits (2006) en Rietdijk (2007) onderstrepen het geven van effectieve instructie voor effectief leesonderwijs, een goed middel om dit in te zetten is het directe instructiemodel. Er zal meer instructie gegeven moeten worden volgens dit model. Om kwalitatief goed leesonderwijs aan Cluster 4- leerlingen te geven is kennis over het leesonderwijs en de doelgroep nodig, zo stellen Wentink ea (2010). Uit het onderzoek blijkt dat de leerkrachten wel rekening houden met de doelgroep, maar niet allemaal voldoende kennis hebben over het leesonderwijs.
Voor de vierde deelvraag, die gaat over de leesmotivatie, heb ik ook gebruik gemaakt van de enquêtes. Daarnaast heb ik verschillende werkvormen uitgeprobeerd en geëvalueerd met de leerlingen en leerkrachten door middel van een evaluatiegesprek. Ook heb ik contact gehad met een vertegenwoordiger van de methode Leeslijn en twee vertegenwoordigers van de leesprojecten, LIST en SLIM. Tot slot ga ik een aantal interventies uitproberen naar aanleiding van de resultaten uit de enquêtes komen. Deze zal ik evalueren in een gesprek met leerlingen en leerkrachten. De gegevens uit deelvraag vier analyseer ik op een kwantitatieve en kwalitatieve manier.
De leerlingen geven aan op dit moment aan maar een beetje geïnteresseerd te zijn om te lezen. Ze worden beperkt in de keus voor bepaalde boeken en zijn niet altijd tevreden met het boekenaanbod. De leerkrachten geven aan dat ze de boekenkast wel up to date houden. Er wordt af en toe voorgelezen. De leerlingen geven aan dit leuk te vinden. De leerkrachten geven aan nooit te praten over boeken, er wordt niets gedaan aan boekpromotie. Het resultaat van de interventies was dat het praten over boeken naar aanleiding van een boekenbeurt als positief wordt ervaren. Ook geven de leerlingen aan dat het niet meer hoeven maken van de verwerkingsbladen en het hebben van een duidelijk leesoverzicht (planning), ervoor zorgt dat ze meer gemotiveerd zijn in het lezen met de methode Leeslijn.
De leerlingen zijn op dit moment niet gemotiveerd om te gaan lezen. Je kunt de leerlingen op deze Cluster 4- school motiveren door voor te lezen, samen teksten te lezen, door tutorlezen en door te praten over boeken. Duo-lezen is een werkvorm die niet aanslaat bij de doelgroep.
Door dit onderzoek kan ik beter inspelen op de individuele behoeften van de leerlingen in het Cluster 4- onderwijs. Ik ben me bewust geworden van mijn belangrijk rol als leerkracht. Ik moet effectieve instructie gaan geven en leerlingen motiveren door voor te lezen, te praten over boeken en door samen teksten te lezen.
Organisatie | Hogeschool Windesheim |
Opleiding | Lerarenopleiding Basisonderwijs |
Afdeling | Education |
Domein Bewegen en Educatie | |
Partner | Nautilus College afdeling SO te Almere |
Jaar | 2013 |
Type | Bachelor |
Taal | Nederlands |