De grootste kennisbank van het HBO

Inspiratie op jouw vakgebied

Vrij toegankelijk

Terug naar zoekresultatenDeel deze publicatie

Hoe belangrijk zijn eiwitbronnen voor ouderen? : De eiwitinname en eiwitbronnen van de ouderen van het VITAMINE-project

Open access

Hoe belangrijk zijn eiwitbronnen voor ouderen? : De eiwitinname en eiwitbronnen van de ouderen van het VITAMINE-project

Open access

Samenvatting

Het aantal ouderen neemt wereldwijd toe, dit verklaart ook de toename van de prevalentie van de risico op sarcopenie. De huidige eiwitaanbeveling is 0,8 gram per kilogram lichaamsgewicht (g/kg). Uit recent onderzoek is gebleken dat bij ouderen een eiwitinname van 1,0-1,5 g/kg leidt tot zowel de vergroting als behoud van spiermassa. Daarnaast komt uit het onderzoek van Sipers (2012) naar voren dat eiwitinname van 1,2-1,5 g/kg zorgt voor een verminderde risico op sarcopenie. Naast eiwitinname zijn eiwitbronnen ook van belang. De kwaliteit van eiwitbronnen worden bepaald door de aminozuursamenstelling, verteerbaarheid en de hoeveelheid eiwitten in grammen per bron. Doel Het doel van deze afstudeeropdracht is om meer inzicht te krijgen in de eiwitinname en eiwitbronnen van ouderen. Dit is van belang voor het beoordelen van de eiwitkwaliteit. Hiermee kan een advies over eiwitbronnen en de invloed op het risico op sarcopenie worden ontwikkeld. Methode De eiwitinname en eiwitbronnen van de ouderen worden door middel van driedaagse eetdagboeken achterhaald. De gegevens hiervan worden door middel van IBM SPSS Statistics 22 geanalyseerd. Aan de hand van de resultaten van de driedaagse eetdagboeken wordt het PDCAAS(Protein Digestibility Corrected Amino Acid Score) bepaald. Een productgroep kan tussen de 0 (laag) en 1 (hoog) scoren. De exacte scores per productgroep worden door middel van literatuur achterhaald. Resultaten De ouderen van dit onderzoek consumeren gemiddeld 1,1 g/kg eiwit. Over het algemeen bestaat deze consumptie voor 66% uit dierlijke eiwitbronnen. Ze halen tijdens het ontbijt 61%, lunch 67% en avondmaaltijd 72% van hun eiwitinname uit dierlijke bronnen. De productgroepen met die de meeste dierlijke eiwitten leveren zijn vlees (vleeswaren en gevogelte) met 19%, kaas met 18% en melk(-producten) met 9%. Deze hebben gemiddeld een PDCAAS van minder dan 0,7. Ze consumeren voornamelijk plantaardige producten, zoals brood met 15%, noten (zaden en snacks) met 9%, graanproducten (en bindmiddelen) met 5%. Conclusie De ouderen van het afstudeeropdracht hebben een hogere eiwitinname (1,1 g/kg) dan de ADH voor ouderen (0,8 g/kg), maar ze voldoen niet aan de aanbeveling voor het verminderen van de risico op sarcopenie. Ze consumeren tijdens vijf van de zes eetmomenten (exclusief tussendoor avond) voornamelijk dierlijke eiwitbronnen met een PDCAAS van gemiddeld 1. Hierdoor bestaat hun voeding uit hoge kwaliteit eiwitten. De resultaten van de onderzoeken waarmee de afstudeeropdracht werd vergeleken kwamen overeen ondanks de kleine onderzoeksgroep. Desondanks is de iets verlaagde /verhoogde eiwitinname en hoge kwaliteit van de eiwitten van de ouderen uit de vijf onderzoeken niet voldoende om een conclusie te trekken over de risico op sarcopenie. Sarcopenie blijft een gecompliceerd multifactorieel met vele oorzaken.

Toon meer
OrganisatieHogeschool van Amsterdam
OpleidingVoeding en Diëtetiek
AfdelingBewegen, Sport en Voeding
Jaar2017
TypeBachelor
TaalNederlands

Op de HBO Kennisbank vind je publicaties van 26 hogescholen

De grootste kennisbank van het HBO

Inspiratie op jouw vakgebied

Vrij toegankelijk