De grootste kennisbank van het HBO

Inspiratie op jouw vakgebied

Vrij toegankelijk

Terug naar zoekresultatenDeel deze publicatie

Motivatie om te sporten door…de lessen lichamelijke opvoeding.

Open access

Rechten:Alle rechten voorbehouden

Motivatie om te sporten door…de lessen lichamelijke opvoeding.

Open access

Rechten:Alle rechten voorbehouden

Samenvatting

Het onderzoek richt zich op de doelgroep jongeren. De jongerenfase wordt ook wel de adolescentie genoemd en heeft betrekking op de leeftijd van 12 tot 18 jaar. De pubertijd is één van de belangrijkste kenmerken voor deze periode. Hierin ontwikkelen jongeren zich op fysiek gebied. Doordat deze fase tussen het kind en het volwassenen zijn inzit, is ook deviant gedrag kenmerkend. Tot de jongeren ouder worden, want dan gaan ze hun zelfstandigheid en verantwoordelijkheid ontwikkelen. Ze vormen een eigen identiteit, mede aan de hand van invloeden door vrienden. Langzamerhand maken ze zich los van de ouders en bereiden ze zich voor op de maatschappij (Beemen, 2006).
Ondanks het feit dat er een grote diversiteit aan sportaanbod bestaat in Nederland en de maatschappij steeds meer 'sportminded' wordt, blijkt dat de jongeren over het algemeen nog veel te weinig bewegen. Volgens de sportnorm zouden zij per dag een half uur matig intensief moeten bewegen, maar van de jongens in deze leeftijdsfase haalt slechts één op de drie jongens de beweegnorm en bij de meisjes zelfs maar iets meer dan een vijfde. Het is dus duidelijk dat hier iets aan moet gebeuren! (Slender, 2005)
Om de jongeren meer aan het bewegen te kunnen krijgen, moet eerst een duidelijk beeld worden geschetst over wat er wordt bedoeld met de Nederlandse bewegingscultuur. Een definitie kan luiden: "individueel en collectieve, aangeleerde en verworven lichaamstaal, onder meer uitgedrukt in sport en spel" (Stegeman en Faber, 1998, p. 118). Maar omdat bewegingscultuur dan in principe nog een ruim begrip is, wordt er toegespitst op sport als een prominente vorm van bewegingscultuur in het dagelijkse leven van veel jongeren. Sport is dan weer een breed begrip, schommelend tussen het kleinschalig toevallig baltrappen in de straat en aan de andere kant de industrieel geproduceerde sportspektakels in eigentijdse 'Arena's' (Stegeman en Faber, 1998). Meerdere onderzoekers hebben geprobeerd om een zo compleet mogelijke definitie van het begrip sport te formuleren. Maar het is gebleken dat het heel moeilijk is om hier een korte, doch volledige definitie voor te bedenken. Waar het echter om gaat is dat de maatschappelijke betekenis van sport door iedereen wordt erkend.
Het vak lichamelijke opvoeding wordt op de middelbare school gegeven om de jongeren voor te bereiden op "een verantwoorde, kansrijke en voldoening schenkende deelname aan de bewegingscultuur, nu en later" (Stegeman en Faber, 1998, p. 20). Over het algemeen streven docenten lichamelijke opvoeding op de middelbare school naar "het bevorderen van de ontplooiing van het bewegingsgedrag van de leerlingen ter ondersteuning van hun persoonlijkheidsvorming en hun ontwikkeling naar volwassenheid. En bewegingscultuuroverdracht en voorbereiding op deelname aan die bewegingscultuur" (van der Loo, 2000, p. 81).
De doelen van het bewegingsonderwijs en de sportvereniging zijn steeds meer gerelateerd aan elkaar en daarom kunnen beide veel voor elkaar betekenen om de ambitie te realiseren dat jongeren een positieve sport- en bewegingsattitude meekrijgen en hun leven lang actief blijven. (Kusters, 2008). Er zijn in principe dus drie aspecten waar de docenten lichamelijke opvoeding rekening mee moeten houden, om een betere overgang van de gymlessen naar de sport te kunnen bereiken. De eerste is dat er tijdens de lessen voldoende uitdaging moet worden geboden aan de betere bewegers, aangezien zij momenteel tekort worden gedaan tijdens de gymlessen, doordat deze voornamelijk gericht zijn op de betere bewegers. Aansluitend daarop moet ook worden gestreefd naar een betere aansluiting op de waardering van het beter presteren van deze competitieve en betere bewegers, aangezien ze anders nog niet uitgedaagd worden hun kunnen te verbeteren. En tenslotte zou er ruimte moeten bestaan voor een gerelativeerd onderhandelingsprincipe, ofwel zou het goed zijn wanneer de leerlingen iets meer eigen initiatief in zouden kunnen brengen in de lessen lichamelijke opvoeding (NISB, 2007).

Toon meer
OrganisatieFontys
AfdelingFontys Sporthogeschool
PartnerPius X-College te Bladel
Jaar2008
TypeBachelor
TaalNederlands

Op de HBO Kennisbank vind je publicaties van 26 hogescholen

De grootste kennisbank van het HBO

Inspiratie op jouw vakgebied

Vrij toegankelijk