De grootste kennisbank van het HBO

Inspiratie op jouw vakgebied

Vrij toegankelijk

Terug naar zoekresultatenDeel deze publicatie

Een modelmatige kwantificatie van de vereiste flexibiliteit voor de spagaat

Rechten: Alle rechten voorbehouden

Een modelmatige kwantificatie van de vereiste flexibiliteit voor de spagaat

Rechten: Alle rechten voorbehouden

Samenvatting

De spagaat is een gymnastische houding in het turnen die excessieve bewegingsuitslagen vraagt in de betrokken gewrichten, met name in articulatio coxae. Literatuur heeft aangetoond dat er gemiddeld een tophoek mogelijk is van 150° tussen de femora. Zodra de knieën gestrekt zijn, wat een van de voorwaarden is voor de spagaat, neemt deze hoek af tot 80°. Een spagaat met een tophoek van 180° tussen de benen wordt waarschijnlijk dus niet gerealiseerd door een zuivere anteflexie van het voorste been en een zuivere retroflexie van het achterste been. Beide worden gecombineerd met abductie en exorotatie. De bijdrage van anteflexie en retroflexie bij twee turnsters die een succesvolle spagaat uitvoeren kan variëren. Een identieke tophoek vergt minder anteflexie bij een lenige retroflexie dan bij een matige retroflexie. Dergelijke verschillen hebben invloed op de mate van voorover-kanteling van de pelvis tijdens een spagaat. Aangezien een correcte spagaat ook eisen stelt aan de romphouding, deze moet haaks op de lengterichting van de benen en verticaal staan, leiden uitvoeringsverschillen tot andere extensiewaarden van de wervelkolom. Deze benadering voorspelt dus dat de verhouding tussen de drie hierboven genoemde bewegingen aan bepaalde voorwaarden moet voldoen om een succesvolle spagaat mogelijk te maken. De centrale vraag hierbij is geweest: wat is de ratio tussen de anteflexie hefhoek, de retroflexie hefhoek en de extensie van de wervelkolom tijdens een spagaatuitvoering?
Een kinematische modelstudie heeft deze hypothetische benadering getoetst en geleid tot de formulering van een antwoord. De minimale tophoek die gevonden is bij het analyseren van positief beoordeelde foto’s van spagaten door erkende juryleden diende als randvoorwaarde voor de beenspreiding. De x-positie van het uiteinde van de romp moest daarnaast bij alle waarden voor de beenspreiding gelijk blijven. Het model is gevalideerd door als invoer beenlengten van 38 turnsters en hun passieve ROM in de genoemde richtingen te hanteren. De uitkomst van het model was tweeledig. Ten eerste kon het model een fictief juryoordeel geven met een beenspreiding van minimaal 140° en de correcte romppositie als criteria. Dit is ontleend aan een algemeen juryoordeel over gefotografeerde spagaten. Ten tweede werd de tophoek teruggekoppeld en vergeleken met de tophoek uit spagaatuitvoeringen op foto’s.
Uit de studie is gebleken dat het model goed kon voorspellen of een spagaat aan de eisen van de jury voldeed. De binominale validiteit bedroeg 0.875 voor de gevoeligheid en 1 voor de specificiteit. De validatie voor de absolute waarde van de tophoek was echter twijfelachtig (r = 0.814; p = 0.000) met een bereik van 21° voor de grenzen van mate van overeenkomst met de Bland-Altman methode. In een esthetische sport zoals turnen kan 5° al fataal zijn.
Uit verdere analyses met het model is gebleken dat er geen waarde kon worden voorspelt voor de totale flexibiliteit (drie bewegingen samen), omdat de extensie van de wervelkolom af hing van de kanteling van de pelvis en niet van de beenspreiding. De tophoek in een spagaat exclusief extensie van de wervelkolom (gemiddelde = 133,4°, mediaan = 134,0°) is daarmee in het model significant groter dan de tophoek inclusief extensie van de wervelkolom (gemiddelde = 131,0°, mediaan = 134,0°), T = 0; z = -2,67; p = 0,008; r = -0,31.
Er lijkt een relatie te bestaan tussen de drie bewegingscomponenten, maar deze is ingewikkelder dan gedacht. Anteflexie en retroflexie zijn in de eindpositie van een spagaat één op één uitwisselbaar, echter in de beweging naar deze positie toe niet. Naast de range of motion speelt statische antropometrie hier een grote rol. De mate van extensie van de wervelkolom is slechts afhankelijk van de vooroverkanteling van de pelvis, veroorzaakt door de beperkte retroflexie. Een vervolgonderzoek zou de relatie van alle drie de componenten wellicht nauwkeuriger kunnen vaststellen. Voor nu geldt: train als turnster op de retroflexie.

Toon meer
OrganisatieDe Haagse Hogeschool
OpleidingGVS Mens en Techniek | Bewegingstechnologie
AfdelingFaculteit Gezondheid, Voeding & Sport
Jaar2016
TypeBachelor
TaalNederlands

Op de HBO Kennisbank vind je publicaties van 26 hogescholen

De grootste kennisbank van het HBO

Inspiratie op jouw vakgebied

Vrij toegankelijk