Het effect van een beperkte inversie mogelijkheid op de spronghoogte en reactiekracht
met behulp van de subtalar lateral sling tapemethode wordt het art. talocalcaneocuboideonavicularis beperkt tijdens de countermovement jumpHet effect van een beperkte inversie mogelijkheid op de spronghoogte en reactiekracht
met behulp van de subtalar lateral sling tapemethode wordt het art. talocalcaneocuboideonavicularis beperkt tijdens de countermovement jumpSamenvatting
Achtergrond: Vanuit verschillende invalshoeken blijkt dat sporten goed is voor de gezondheid. Vandaar dat de populariteit rondom de sport wereld ook steeds groter wordt. Echter, een groot nadeel dat sporten teweeg brengt is het risico op blessures. Blessures komen veel voor bij contactsporten, indoor-sporten en sport activiteiten waar frequent gesprongen wordt. Hierbij is ongeveer 18% tot 40% van de blessures gelokaliseerd rond de enkel. Een blessure aan de enkel ontstaat vaak door een gedwongen plantairflexie en inversie in de voet. Een atleet met een al eerder opgelopen blessure aan zijn enkel heeft een grotere kans om dezelfde blessure opnieuw te krijgen. Om dit te voorkomen is er een tapemethode (subtalar lateral sling) ontwikkeld die de inversie mogelijkheid van de enkel beperkt. Maar brengt het beperken van de inversie mogelijkheid geen andere complicaties met zich mee? Is het nog wel mogelijk om met een beperkte inversie mogelijkheid een zelfde sportprestatie te leveren? Of wordt door het beperken van de inversie mogelijkheid ook de sportprestatie beperkt? Doel: Het doel is om te onderzoeken in hoeverre het beperken van de inversie mogelijkheid met de subtalar lateral sling, van het art. talocalcaneocuboideonavicularis een rol speelt, bij de maximale verticale spronghoogte en de belasting op de enkels bij landen, tijdens de countermovement jump.
Methode: 40 verschillende proefpersonen hebben op een forceplate 6 keer een countermovement jump uitgevoerd. Van deze 6 sprongen is er 3 keer gesprongen met sporttape (sessie 1) en 3 keer gesprongen zonder sporttape (sessie 2). Voorafgaand aan iedere sessie werd de inversie mogelijkheid bepaald aan de hand van de horizontale verplaatsing van een zuignappijltje dat op het tuberositas tibiae bevestigd zat. Tijdens de sessie met sporttape werd de inversie mogelijkheid ook na de drie countermoment jumps bepaald. Aan de hand van de forceplate data werd vervolgens per proefpersoon de spronghoogte en de reactiekracht op de enkels bepaald.
Resultaten: Uit dit onderzoek blijkt dat er afname in spronghoogte is van 2.92%, wanneer er gesprongen wordt met tape in vergelijking tot het springen zonder tape. Ook wordt er in dit onderzoek een afname van de reactiekracht, welke optreedt bij het landen van de countermovement jump, gevonden van 1%, wanneer er gesprongen wordt met tape in vergelijking tot het springen zonder tape. Echter zijn zowel de verschillen in spronghoogte als die van de reactiekracht erg klein. En blijkt ook uit de resultaten dat er geen significant verschil is gevonden voor beide variabelen. Verder blijkt uit dit onderzoek dat de spronghoogte niet correleert met de mate beperking. Hetzelfde geldt voor de reactiekracht, welke evenmin correleert met de mate van beperking.
Conclusie: Uit de resultaten van dit onderzoek blijkt dat het beperken van de inversie mogelijkheid, met de subtalar lateral sling, van het art. talocalcaneocuboideonavicularis geen enkele gevolgen heeft op de maximale verticale spronghoogte en de belasting op de enkels bij landen, tijdens de countermovement jump.
Hierbij moet wel opgemerkt worden dat er in dit onderzoek sprake is geweest van een inversie beperking en er dus geen volledige uitschakeling van de inversie beweging heeft plaatsgevonden. Er is dus nog wel een geringe inversie beweging mogelijk geweest gedurende het dragen van de tape.
Organisatie | De Haagse Hogeschool |
Opleiding | GVS Bewegingstechnologie |
Afdeling | Faculteit Gezondheid, Voeding & Sport |
Jaar | 2015 |
Type | Bachelor |
Taal | Nederlands |