Het auditief geheugen en de woordenschat
een kwantitatief en kwalitatief onderzoek naar de relatie tussen de testscores van het auditief geheugen en de passieve en actieve woordenschat bij kinderen tussen de zeven en tien jaar in het regulier basisonderwijsHet auditief geheugen en de woordenschat
een kwantitatief en kwalitatief onderzoek naar de relatie tussen de testscores van het auditief geheugen en de passieve en actieve woordenschat bij kinderen tussen de zeven en tien jaar in het regulier basisonderwijsSamenvatting
Inleiding
Een logopedist van XXX merkte dat sommige behandeltrajecten voor woordenschatproblematiek erg lang kunnen duren. Andere logopedisten opperden dat dit kon komen door een zwak auditief geheugen. Hierdoor ontstond de vraag of dit echt het geval zou kunnen zijn. In de wetenschappelijke literatuur wordt het auditief geheugen veelvuldig als oorzaak genoemd van een niet-leeftijdsadequate woordenschat bij kinderen (Adams et al., 1999; Bowey, 2001; Næss et al., 2021; Owens, 1967; van Daal et al., 2008). Er is echter ook literatuur te vinden waarin duidelijk wordt gemaakt dat er geen relatie is tussen het auditief (werk)geheugen en de taal- en woordenschatontwikkeling bij kinderen (Dawson et al., 2002; Kamer, 2015). In de literatuur wordt er geen onderzoek gedaan naar de doelgroep die logopedie krijgt bij XXX. Daarom is het doel van dit onderzoek het in kaart brengen van de relatie tussen de testscores van het auditief geheugen en de passieve en actieve woordenschat bij eentalige en meertalige kinderen tussen de zeven en tien jaar in het regulier basisonderwijs en het bepalen van de rol van het auditief geheugen in de huidige woordenschatbehandelingen bij XXX om zo gerichte adviezen voor de logopedisten te kunnen formuleren. Hiervoor is de volgende onderzoeksvraag opgesteld: ‘Wat is de relatie tussen de testscores van het auditief geheugen, gemeten met de subtest Cijfers Herhalen van de CELF-4-NL, en de passieve en actieve woordenschat, gemeten met de Peabody Picture Vocabulary Test-III-NL en de subtest Actieve Woordenschat van de CELF-4-NL, bij eentalige en meertalige kinderen tussen de zeven en tien jaar in het regulier basisonderwijs die bekend zijn bij XXX, en welke adviezen voor de woordenschatbehandelingen kunnen op basis van deze relatie in vergelijking met de huidige behandelingen gegeven worden?’
Methode
Er is kwantitatief onderzoek uitgevoerd om te bepalen of er een relatie is tussen de testscores van het auditief geheugen en de passieve en actieve woordenschat. Dit werd gedaan door het selecteren van kinderen in het elektronisch cliëntensysteem Evry. De Peabody Picture Vocabulary Test-III-NL, de subtest Cijfers Herhalen en de subtest Actieve Woordenschat van de CELF-4-NL moesten afgenomen zijn. De participanten werden verdeeld in twee groepen, groep 1 bestond twaalf eentalige participanten en groep 2 bestond uit zeven meertalige participanten. Na het selecteren van de participanten werden de testscores geanalyseerd in IBM SPSS Statistics.
Er is kwalitatief onderzoek uitgevoerd om de rol van het auditief geheugen in de woordenschatbehandelingen van de logopedisten van XXX te bepalen. Hiervoor hebben de logopedisten een enquête toegestuurd gekregen. Door middel van horizontale vergelijkingen zijn de antwoorden geanalyseerd.
Resultaten
De resultaten laten zien dat de grootte van de passieve woordenschat bij eentalige en meertalige kinderen gelijk is. De actieve woordenschat is bij eentalige kinderen groter dan bij meertalige kinderen. Meertalige kinderen hebben daarentegen een sterker auditief geheugen. De relatie tussen de testscores van het auditief geheugen en de passieve woordenschat is bij meertalige kinderen sterker dan bij eentalige kinderen. Bij eentalige kinderen is er geen verschil in de relatie tussen het auditief geheugen de passieve of actieve woordenschat. Bij meertalige kinderen is hiertussen wel een verschil, de relatie tussen het auditief geheugen en de passieve woordenschat is sterker dan de relatie tussen het auditief geheugen en de actieve woordenschat. De antwoorden uit de enquête laten zien dat de logopedisten van XXX-woordenschatdoelen vooral richten op het vergroten van de woordenschat aan de hand van thema’s. Ze gebruiken het Viertakt model van Verhallen voor de opbouw van de behandelingen. Het auditief geheugen behandelen de logopedisten niet of niet opzichzelfstaand. Doelen voor het auditief geheugen worden wel gekoppeld aan taaldoelen of aan doelen voor het fonologisch bewustzijn. De logopedisten hebben geen positieve ervaringen met het behandelen van het auditief geheugen op zichzelf, omdat het erg traag gaat, het veel herhaling kost en er op participatieniveau lastig vooruitgang te zien is. Ook geven de logopedisten aan geen combineerde woordenschat/auditief geheugen behandelingen te geven.
Conclusie en aanbevelingen
Uit het kwantitatieve onderzoek is gebleken dat er mogelijk een relatie is tussen de testscores van het auditief geheugen en de passieve woordenschat bij meertalige kinderen. Er is mogelijk geen relatie tussen de testscores van het auditief geheugen en de actieve woordenschat bij zowel eentalige als meertalige kinderen. Uit het kwalitatieve onderzoek is gebleken dat het auditief geheugen een kleine rol speelt in de woordenschatbehandelingen van de logopedisten van XXX, maar dat zij zich hier niet bewust van zijn. Naar aanleiding van het kwantitatieve en kwalitatieve onderzoek zijn er aanbevelingen opgesteld voor logopedisten en voor vervolgonderzoek.
Organisatie | Hogeschool Rotterdam |
Opleiding | Logopedie |
Afdeling | IVG |
Datum | 2023-04-22 |
Type | Bachelor |
Taal | Nederlands |