Onderzoek naar beleving van de streektaal in het pastorale gesprek
Onderzoek naar beleving van de streektaal in het pastorale gesprek
Samenvatting
Het doel van dit onderzoek is beschrijven wat het verschil in beleving is als pastoranten de streektaal wel of niet kunnen gebruiken in het pastorale gesprek. Ik wil onderzoeken of het gebruik van de streektaal een verdieping kan betekenen in het pastorale gesprek. Naar aanleiding van de resultaten wil ik aanbeveling doen aan kerkenraden en andere begeleidingsgroepen binnen de PKN in gebieden waarin de streektaal veel gesproken wordt.
Het probleem doet zich voor in gebieden waar veel streektaal gesproken wordt, bijvoorbeeld in Twente. Daar kan zich de situatie voordoen dat er een taalverschil wordt ervaren tussen de streektaalsprekende pastorant en de Nederlands sprekende pastor. Vanuit de literatuur en de actualiteit die ik heb beschreven werpt zich de vraag op of dit een probleem oplevert binnen het pastoraat. In profielschetsen en beleidsplannen die gebruikt worden binnen kerkenraden wordt geen rekening gehouden met de streektaal.
Dit leidde tot de centrale onderzoeksvraag die luidt: Wat is het verschil, in de beleving van pastoranten, in het pastorale gesprek, als a: pastoranten de streektaal kunnen spreken met de pastor en b: pastoranten de streektaal niet kunnen spreken met de pastor?
De opzet voor dit onderzoek is ten eerste het bestuderen van de theorie over het onderwerp. De onderwerpen binnen de onderzochte literatuur zijn de verschillende vormen van pastoraat, (Ganzevoort, 2009) wat is communicatie? (Shadid, 2007) En wat gebeurt er binnen die communicatie als er taalverschillen zijn? Verder heb ik literatuur over de streektaal, ook in relatie met de theologie, bestudeerd (Meiden, 2000). Het is een beschrijvend onderzoek geworden waarin ik de beleving van pastoranten heb bevraagd.
De gebruikte methode is dat ik de onderzoeksvraag heb ik opgedeeld in deelvragen. Ook voor de methode heb ik theorie bestudeerd die gaat over de vraag naar de rijkdom van ervaringen (Maso, 2004). Aan de hand van de deelvragen heb ik een vragenlijst gemaakt die de basis is geworden voor het leiden van een groepsgesprek. Deze groep bestond uit negen respondenten. Ik heb hen gevraagd naar hun beleving van de streektaal. Ook heb ik gevraagd op welke manier het spreken van de streektaal de beleving van het pastorale gesprek beïnvloed. Na het groepsgesprek heb ik de data uitgeschreven, gestructureerd, geanalyseerd en conclusies getrokken.
De belangrijkste uitkomst is dat de beleving van het kunnen spreken van de streektaal in het pastorale gesprek als positief wordt ervaren, hier worden woorden aangegeven als thuis voelen, zich verstaan weten, zich makkelijker kunnen uiten. Toch zijn er ook ambivalente gevoelens ten aanzien van het gebruik van de streektaal in de geloofsbeleving en in andere kerkelijke aangelegenheden.
Aan de hand van de resultaten uit dit onderzoek wil ik dan ook de volgende aanbevelingen doen: In gebieden waar de streektaal veel gesproken wordt is het aan te bevelen om binnen een kerkenraad of begeleidingsgroep verschillende leden te hebben die ook de streektaal spreken. Wellicht moeten deze leden actief geworven worden. Het is ook aan te bevelen dat deze leden zelf geen schroom te hebben om de streektaal te spreken in pastorale gesprekken of om de eerste stap te zetten in deze richting.
Organisatie | Hogeschool Windesheim |
Opleiding | Godsdienst-Pastoraal Werk |
Afdeling | Domein Bewegen en Educatie |
Datum | 2015-06-05 |
Type | Bachelor |
Taal | Nederlands |