Een therapie-effectstudie van het programma Metaphon: de transfer naar de spontane taal
Een therapie-effectstudie van het programma Metaphon: de transfer naar de spontane taal
Samenvatting
In de logopedische praktijk komen articulatiestoornissen bij het merendeel van de kinderen voor. Uit onderzoek van Leijdekker (2005) blijkt 85% van de articulatiestoornissen bij kinderen van fonologische aard. Voor het onderzoeken en behandelen van een fonologische stoornis bestaan in Nederland twee methodes, namelijk de methode van Hodson & Paden (1991) en de Metaphon-methode van Howell & Dean (1994). Wat betreft de diagnostische instrumenten gebruikt 15% van de logopedisten Hodson & Paden en 30% Metaphon (Priester et al., 2009). Dit onderzoek richtte zich op de Metaphon-methode.
Het originele Engelse Metaphon Resource Pack is naar het Duits en Nederlands vertaald. Zowel bij de Engelse als bij de Duitse versie werden reeds verschillende onderzoeken gedaan naar het therapie-effect. De Engelstalige methode is wisselend beoordeeld wat betreft het therapie-effect (Howell & Dean, 1990-1991; Reid e.a., 1996; Bernhardt & Major, 2005). Bij de Duitstalige methode bestaan er wel aanwijzingen dat deze effectief is (Jahn, 2000; Kallabis-Honickel & Stamer, 2006). Aangezien er verschillen zijn tussen deze talen (Appel et al., 2005; Fox, 2007) mag niet vanzelfsprekend worden aangenomen dat deze anderstalige onderzoeksresultaten gelden voor de Nederlandstalige Metaphon-therapie.
Hoewel 46% van de logopedisten in Nederland de Metaphon-methode in zijn/haar bezit heeft (van Dinther, 2007), werd nog geen onderzoek gedaan naar de effectiviteit van deze methode.
De Metaphon-therapie behandelt in twee fasen het fonologische probleem waarbij het metalinguïstisch bewustzijn de basis vormt (Leijdekker-Brinkman, 2005). Dit bewustzijn bestaat uit „het nadenken over de taal‟(Goorhuis & Schaerlakens 2000). Daarnaast gaat men er bij de Metaphon-methode van uit dat er na afloop van de therapie een transfer van het geleerde naar de spontane taal plaatsvindt (Leijdekker-Brinkman, 2005). Over deze transfer zijn tot op heden geen onderzoeksresultaten bekend.
Het doel van dit onderzoek was om aan te tonen of de Nederlandse Metaphon-therapie (Leijdekker-Brinkman, 2005) effectief is op woordniveau en of er een transfer van het geleerde naar de spontane taal optreedt. Vanuit 52 basisscholen in Zuid-Limburg werden 6 proefpersonen (3 jongens en 3 meisjes) met een fonologische stoornis geselecteerd in de leeftijd van 4;02 tot 4;11 jaar. Alle proefpersonen vertoonden een fonologisch proces, namelijk gliding (initiaal), fronting (initiaal) en/of finale clusterreductie.
Het onderzoek bestond uit 2 voormetingen, een therapieperiode van 10 behandelingen verspreid over 5 weken en 2 nametingen. Tussen de voor- en nametingen vond een periode zonder interventie van 4 weken plaats. Als meetinstrumenten werden de screening en het processpecifiek onderzoek van Metaphon (Leijdekker-Brinkman, 2005) en de „Percentage Consonants Correct-Revised‟ (Campbell et al., 2007) gebruikt. Om rijping uit te sluiten werd het onderdeel woordontwikkeling van de Schlichting Test voor Taalproductie gebruikt.
Na de uitvoering van dit onderzoek bleek het zowel op woordniveau als in de spontante taal aannemelijk dat de Metaphon-therapie een effectieve methode is bij het behandelen van kinderen met een fonologische stoornis. Aan de hand van de statistische analyse met de Wilcoxon en de MANOVA in de Predictive Analytics SoftWare 18 (PASW Statistics 18) bleek echter dat de rustperiode na de therapie noodzakelijk was om een significante vooruitgang te laten optreden. Dit wijst erop dat een therapiepauze ten behoeve van de spontane integratie zinvol is. De aanwijzingen van de effectiviteit op woordniveau komen overeen met eerdergenoemde anderstalige onderzoeken (Reid et al., 1996; Jahn, 2000; Bernhardt & Major, 2005; Kallabis-Honickel & Stamer, 2006). Ook het vermoeden dat 10 behandelingen (met een totale duur van ongeveer 5 uur) voldoende waren om een vooruitgang bij een kind met een fonologische stoornis te laten optreden, stemde overeen met Engelse en Duitse literatuur (Waters et al., 1995, Reid et al., 1996; Kallabis-Honickel & Stamer, 2006).
Bij de resultaten en conclusies uit dit onderzoek moeten een aantal tekortkomingen in acht worden genomen. Zo zijn de screening en het processpecifiek onderzoek van Metaphon niet op betrouwbaarheid en validiteit onderzocht. Daarnaast bleek de PCC-R wel de transfer naar de spontane taal te meten, maar werd niet specifiek naar de vooruitgang van het behandelde proces gekeken.
Grootschaliger onderzoek naar de effectiviteit van de Nederlandse Metaphon-methode is wenselijk om bovenstaande aanwijzingen verder te onderzoeken en hierbij rekening te houden met de tekortkomingen. Het onderzoek uit deze thesis biedt echter een basis om toekomstig onderzoek naar de effectiviteit, de transfer naar de spontane taal en de invloed van een therapiepauze op voort te bouwen.
Organisatie | Zuyd Hogeschool |
Opleiding | Logopedie |
Afdeling | Faculteit Gezondheidszorg |
Datum | 2011-11-18 |
Type | Bachelor |
Taal | Nederlands |