Samenvatting

Introductie:
de toenemende vergrijzing resulteert in een hoge prevalentie van kwetsbare senioren met problemen in fysiek functioneren en zelfredzaamheid. Een laag fysiek functioneren wordt veroorzaakt door lage spiermassa en kracht, ook wel sarcopenie genoemd. Om ervoor te zorgen dat de zelfredzaamheid van kwetsbare senioren toeneemt is het van belang om te onderzoeken hoe effectief een voedings- en beweeginterventie bij
kwetsbare senioren is. Hiervoor is de volgende hoofdvraag opgesteld: ‘Wat is het effect van een 12 weken durende voedings- en beweeginterventie op de lichaamssamenstelling bij kwetsbare senioren (>65 jaar)?

Methode:
het onderzoek is een gerandomiseerd gecontroleerd onderzoek. De interventie duurt 12 weken, waarbij twee keer per week getraind wordt. Beide groepen ondergaan een beweeginterventie, de interventiegroep daarnaast ook een voedingsinterventie. De voedingsinterventie bestaat uit dieetadvies en twee eiwitverrijkte producten van totaal 20 gram eiwit. De beweeginterventie bestaat uit vier krachtoefeningen. De deelnemer wordt
gerandomiseerd op een percentage van de 1-RM-trainingsbelasting. Aan de hand van de BIA wordt de vetvrije massa en vetmassa gemeten aan het begin van het onderzoek en na 12 weken.

Resultaten:
in totaal hebben 128 deelnemers meegedaan aan het onderzoek, 99 vrouwen en 29 mannen. De leeftijd van de deelnemers is tussen de 65 en 94 jaar. Deze senioren zijn kwetsbaar, zij krijgen thuiszorg of scoren ≥5 punten op de Tilburg Frailty Indicator. Bij de interventiegroep (n=62) is de vetvrije massa van het hele lichaam met 0,09 kg toegenomen bij de eindmeting. Bij de controlegroep (n=66) is de vetvrije massa van het hele lichaam met 0,44 kg significant afgenomen. De vetmassa is bij de interventiegroep met 0,31 kg toegenomen bij de eindmeting. Bij de controlegroep is de vetmassa van het hele lichaam met 0,01 kg toegenomen bij de eindmeting. Er is geen significant verschil tussen de groepen (p=0,35), gemeten met de onafhankelijke t-toets. Bij de interventiegroep is een significant hogere inname van eiwit bij de eindmeting ten opzichte van de beginmeting. De
handknijpkracht van vrouwen was bij de eindmeting significant lager ten opzichte van de beginmeting (rechts p=0,02, links p=0,03). Bij mannen is er geen significant verschil gemeten (rechts p=0,43, links p=0,89).

Conclusie:
er zijn geen significante verschillen gemeten in de vetvrije massa en vetmassa tussen de interventie- en controlegroep tijdens deze voedings-en beweeginterventie. De interventiegroep had wel significant meer eiwitten ingenomen. In de interventiegroep is geen afname van vetvrije massa gemeten, bij de controlegroep is wel een significante afname van vetvrije massa gemeten. Mogelijk zou door de extra eiwitinname geen verlies van vetvrije massa plaatsgevonden hebben.