Samenvatting

De belangen zijn groot om dit probleem terug te dringen, gezien de gezondheidsrisico's die overgewicht op jonge leeftijd al met zich meebrengen.
Het doel van de moderne lichamelijke opvoeding zou het promoten van een levenslange actieve leefstijl moeten zijn door middel van fysieke activiteit. Dit kan bereikt worden door, naast geloof in de eigen motorische competentie en fysiek fit worden, het aanleren van Self-managment skills en het verbeteren van de zelfstandigheid en probleemoplossend vermogen (Corbin, 2002). Dit wordt deels onderbouwd door de vernieuwde kerndoelen van het Voortgezet Onderwijs, waarin bijvoorbeeld bewegen en regelen een plaats heeft gekregen.
De mate van fysieke activiteit wordt in dit onderzoek gemeten aan de hand van hartslagmeters. Met behulp van deze data kunnen uitspraken gedaan worden over de mate van fysieke inspanning. Voldoende fysieke inspanning wordt gekenmerkt door Moderate to Vigorous Physical Activity (MVPA). Voor meisjes tussen de 10 en 12 jaar is Moderate Physical Activity bijvoorbeeld bereikt op 145 BPM, MVPA op 156 BPM en Vigorous Physical Activity op 173 BPM (Stratton 1996).

Het doel van dit onderzoek is het verband weergeven tussen de mate van intensiteit van basisschoolleerlingen in de les lichamelijke opvoeding en het BMI van deze kinderen.
Daarnaast kan er gekeken worden naar de relatieve bijdrage van het bewegingsonderwijs op de onderzochte scholen aan de NNGB (Nederlandse norm gezond bewegen).
Scholen worden onderling vergeleken met betrekking tot het percentage overgewicht, de beschikking over een vakleerkracht, en de verschillende percentages fysieke activiteit in een bepaalde hartslagzone (Stratton, 1996) in de lessen lichamelijke opvoeding. Bovendien wordt de mate correlatie weergegeven tussen de hoogte van de BMI en de hoogte van de intensiteit van de leerlingen in de les lichamelijke opvoeding.
De generale hypothese is dat de hoogte van het BMI negatief correleert met de mate van intensiteit in de les lichamelijke opvoeding.