Het rechtsvermoeden van het bestaan van een arbeidsovereenkomst bij zelfstandigheden zonder personeel
Het rechtsvermoeden van het bestaan van een arbeidsovereenkomst bij zelfstandigheden zonder personeel
Samenvatting
In de praktijk komen afspraken en situaties met betrekking tot arbeidsrelaties voor waarvan niet of niet onmiddellijk vastgesteld kan worden hoe zij juridisch gekwalificeerd moeten worden. Voor de beantwoording van de vraag welke rechtsregels op de rechtsverhouding tussen een zzp’er en de opdrachtgever van toepassing zijn, is de kwalificatie van de overeenkomst van groot belang. In de praktijk komt het steeds vaker voor dat partijen in beginsel met elkaar in zee gaan als opdrachtgever en opdrachtnemer, maar dat zij zich in de praktijk gedragen als werkgever en werknemer.
De aanleiding van dit onderzoek is het feit dat Detailresult Groep N.V. haar interne HR-processen rond het inhuren van zzp’ers op orde wil brengen en streeft ernaar om zoveel mogelijk te kunnen voorkomen dat een zzp’er met succes beroep kan doen op het rechtsvermoeden van het bestaan van een arbeidsovereenkomst.
Het Burgerlijk Wetboek kent drie soorten overeenkomsten tot het verrichten van arbeid. De meeste arbeidsverhoudingen zijn juridisch gebaseerd op een arbeidsovereenkomst in de zin van artikel 7:610 BW. Uit de wettelijke definitie van de arbeidsovereenkomst blijkt dat aan drie kenmerken moet voldoen, namelijk: arbeid, loon en gezag. Daarnaast kent de wet de overeenkomst van opdracht. De overeenkomst van opdracht is geregeld in art. 7:400 BW. De overeenkomst van opdracht wordt door de wet grotendeels vrijgelaten. Hoewel bij beide vormen van overeenkomsten sprake is van het verrichten van arbeid, is op de overeenkomst van opdracht het arbeidsrecht niet van toepassing. Dit houdt in dat de beschermende bepalingen van het arbeidsovereenkomstenrecht zoals opgenomen in titel 10 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek niet van toepassing zijn. We zien in hoofdstuk 2 dat de gezagsverhouding het meest onderscheidende kenmerk is tussen de arbeidsovereenkomst en de overeenkomst van opdracht.
Een persoon die een arbeidsrelatie heeft waarbij er onduidelijkheid bestaat over de aard van de arbeidsrelatie kan zich beroepen op het rechtsvermoeden van het bestaan van een arbeidsovereenkomst die is opgenomen in art. 7:610a BW. Ook een zzp’er die bij aanvang werkzaamheden verricht op basis van een overeenkomst van opdracht kan zich beroepen op het rechtsvermoeden van het bestaan van een arbeidsovereenkomst, indien er onduidelijkheid bestaat over de aard van de arbeidsrelatie. Indien aan de voorwaarden van art. 7:610a BW is voldaan, namelijk als er gedurende drie maanden wekelijks of gedurende ten minste twintig uur per maand arbeid is verricht, wordt vermoed dat er sprake is van een arbeidsovereenkomst. Het rechtsvermoeden van het bestaan van een arbeidsovereenkomst is weerlegbaar. Dat wil zeggen dat het aan de opdrachtgever is om te bewijzen dat er geen sprake is van een arbeidsovereenkomst.
Om vooraf meer duidelijkheid te krijgen over de soort arbeidsrelatie kon tot 1 mei 2016 gebruik worden gemaakt van de VAR. De VAR was een verklaring die op aanvraag van de zzp’er werd uitgegeven door de Belastingdienst. In de praktijk bleek echter dat de VAR onvoldoende zekerheid gaf over de vraag of er sprake was van loondienst of niet. De Belastingdienst gaf de VAR namelijk op basis van onbekende feiten en omstandigheden van een nog niet bestaande arbeidsrelatie. Op 1 mei 2016 is de Wet DBA in werking getreden ter vervanging van de VAR.
Met de invoering van de Wet DBA is de VAR vervangen door modelovereenkomsten van de Belastingdienst. Opdrachtgevers en zzp’ers kunnen nu een modelovereenkomst gebruiken om vooraf zekerheid te krijgen over de voorgenomen arbeidsrelatie. Door middel van de modelovereenkomst kan voor aanvang van de opdracht vastgesteld kan worden dat er geen sprake is van loondienst en dat de opdrachtgever geen loonheffingen hoeft in te houden. Of de Wet DBA oplossing zal bieden in de praktijk, moet nog blijken.
In het tweede gedeelte van dit onderzoek zien we dat de binnen Detailresult Groep N.V. niet bewust omgegaan wordt met het risico dat zzp’ers zich met succes kunnen beroepen op het rechtsvermoeden van het bestaan van een arbeidsovereenkomst. Vervolgens zien we in hoofdstuk 4 aan de hand van een jurisprudentieanalyse in welke gevallen de rechtsverhouding tussen een zzp’er en de opdrachtgever door de rechter gekwalificeerd wordt als een arbeidsovereenkomst. De feiten en omstandigheden die hiertoe leiden is met name de aanwezigheid van een gezagsverhouding, de aanwezigheid van de verplichting tot persoonlijk arbeid en de economisch afhankelijkheid die ontstaat door het hebben van één opdrachtgever.
Aan het einde van dit onderzoek is een aantal aanbevelingen geformuleerd zodat Detailresult Groep N.V. haar werkwijze met betrekking tot het aanstellen van zzp’er kan verbeteren. Er is onder andere aanbevolen om gebruik te maken van een door de Belastingdienst beoordeelde overeenkomst en zorg te dragen dat de rechtsverhouding met de zzp’er zo min mogelijk de kenmerken van arbeidsovereenkomst bevat. Aan de hand van deze aanbevelingen kan Detailresult Groep N.V. voorkomen dat een zzp’er met succes beroep kan doen op het rechtsvermoeden van het bestaan van een arbeidsovereenkomst in de zin van art. 7:610a BW.
Organisatie | Hogeschool Leiden |
Opleiding | HBO-Rechten |
Afdeling | Faculteit M&B |
Partner | Detailresult Groep N.V. |
Datum | 2016-12-20 |
Type | Bachelor |
Taal | Nederlands |